UCALL Blog

Risicostrafrecht

Mag je gedetineerden hersenstimulatie aanbieden om hun recidiverisico te verlagen?

In mei verdedigde Carmen Sergiou in Rotterdam haar proefschrift waarin ze onderzoekt of neuromodulatie agressie kan verminderen. Neuromodulatie is een verzameling technieken die de functie van zenuwcellen (bijvoorbeeld in de hersenen) beïnvloeden. De studie werd uitgevoerd bij forensische patiënten en de uitkomst was dat hun agressie verminderde. Zouden we binnenkort neurotechnologie kunnen gebruiken om bij gedetineerden het recidiverisico omlaag te brengen? Stel dat dit technisch mogelijk zou zijn, dan komt natuurlijk wel de vraag op: in hoeverre zouden de hersenen van gedetineerden op een verantwoorde manier kunnen worden beïnvloed?

Hoop

Een voorbeeld van neuromodulatie is diepe hersenstimulatie, die wel gebruikt wordt bij patiënten met onbehandelbare verschijnselen van de ziekte van Parkinson. Neurochirurgisch worden er diep in het brein elektrodes ingebracht waarmee de hersenen gestimuleerd kunnen worden. Sergiou gebruikte geen diepe hersenstimulatie maar transcranial Direct Current Stimulation (tDCS), waarbij elektroden niet in maar op het hoofd worden aangebracht. Een groot voordeel van deze vorm van neuromodulatie is dat er geen chirurgie nodig is. Het is bovendien pijnloos en in feite zijn er ook geen bijwerkingen. Sergiou zegt over haar studie: “De onderzoeksresultaten geven hoop voor een nieuwe aanvullende behandelmethode voor het verlagen van agressie in de forensische zorg. De groep forensische patiënten die ook een verslavingsachtergrond hebben zijn vaak slecht gemotiveerd voor behandeling. Ze ervaren bijwerkingen van de medicatie en mede door het jarenlange middelengebruik zijn er veranderingen opgetreden in de hersenenactiviteit. Deze behandeling met HD-tDCS heeft geen bijwerkingen waardoor de patiënten er hopelijk weer meer voor open staan. Er is nog meer onderzoek nodig maar deze studie is een goede ‘proof of concept’ voor de eerste stappen naar de forensische zorg ”. Dat klinkt inderdaad hoopvol. En het is in het algemeen belangrijk om het aantal effectieve behandelopties binnen de forensische psychiatrie uit te breiden.

Hersenen lezen en veranderen

Globaal bieden neurotechnologieën twee mogelijke toepassingen: ofwel ze halen informatie uit het brein – ‘lezen’ het brein – of ze veranderen de hersenen. Technieken die informatie uit het brein halen – hersenscans – worden al gebruikt in het strafrecht: bij het onderzoek van verdachten door gedragskundigen worden de hersenen of de hersenfunctie soms in beeld gebracht om te zien of er bijvoorbeeld sprake is van een tumor, dementie of epilepsie. Technieken die hersenen veranderen, zoals diepe hersenstimulatie of transcraniële magnetische stimulatie (TMS), worden in de forensische praktijk (nog) niet toegepast. Dat maakt dat het onderzoek van Sergiou en haar team ook pionierswerk is. Er wordt de laatste tijd wel steeds meer nagedacht over wat neurotechnieken binnen het strafrecht – voor de opsporing, berechting, en de tenuitvoerlegging van sancties zoals tbs – zouden kunnen betekenen.

Neurotechnologieën en het strafrecht

Het WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum) – het kennisinstituut voor het Ministerie van Justitie en Veiligheid – liet onlangs een onderzoek uitvoeren naar de ‘Kansen en Risico’s van de Toepassing van Neurotechnologie in het Strafrecht’, gemaakt door wetenschappers van de afdeling Neurologie en neurochirurgie van het UMC Utrecht (Nick Ramsey’s lab) en onderzoekers van ons departement rechtsgeleerdheid waaronder van UCALL. Daarin werd niet alleen gekeken naar mogelijke positieve effecten (in de lijn van de hoop die Sergiou uitsprak), maar zeker ook naar potentiële negatieve gevolgen voor het strafrechtelijke domein. Bijvoorbeeld, als we de hersenen van gedetineerden en forensische patiënten in beeld zouden gaan brengen om hun recidiverisico in te schatten dan levert dat fundamentele vragen op over hun privacy. Informatie uit het brein – bijvoorbeeld over seksuele voorkeuren – is immers heel privé. En de zorgen zijn minstens zo groot over mogelijkheden om het brein van mensen te veranderen, vooral omdat aanpassingen aan dit orgaan gepaard kunnen gaan met veranderingen in de persoon, diens identiteit. Het is duidelijk dat hier niet alles mag wat kan.

Wat mag (niet)?

Maar wat mag nu wel en wat niet? Bijvoorbeeld, is het toelaatbaar om gedetineerden neuromodulatie aan te bieden om zo het recidiverisico omlaag te brengen waardoor zij eerder vrijgelaten kunnen worden? Of is zo’n keuze dan eigenlijk niet echt vrijwillig, omdat de consequentie van weigering is dat je (veel) langer in de gevangenis moet blijven? Je zou dan in feite te maken kunnen hebben met een, in de woorden van de Godfather, ‘offer you can’t refuse’. En zijn er omstandigheden denkbaar waarin gedetineerden verplicht zouden kunnen worden om bepaalde interventies te ondergaan, of vormen van neuro-monitoring te accepteren om te kijken in hoeverre zij nog gevaarlijk zijn? En zou er vanuit de gedetineerde gedacht ook een recht kunnen bestaan om neurotechnologische interventies aangeboden te krijgen als die kunnen leiden tot eerdere en meer succesvolle resocialisatie? In dat geval gaat het dus niet om het mógen, maar het moéten aanbieden van neurotechnologie. En in hoeverre maakt het bij herseninterventies uit of de gevolgen omkeerbaar zijn en of chirurgie nodig is of niet? Kortom, waar liggen hier de grenzen van wat kan, mag en moet?

Ethiek en recht

Zulke vragen dienen primair door ethiek en recht beantwoord te worden. Maar dat antwoord blijkt niet zomaar te geven. Hoe komt dat? Vanzelfsprekend is er in de ethiek en in het recht veel nagedacht over hoe mensen beschermd moeten worden, wat de kaders zijn voor allerlei interventies in ons lichaam. Maar er is nog maar weinig stilgestaan bij interventies die juist ook ons mentale leven – inclusief onze aansturing van gedrag – betreffen. Met andere woorden, ingrepen in – en het in beeld brengen van – onze hogere mentale (hersen)functies bleven bij de ontwikkeling van mensenrechtelijke en ethische kaders lange tijd onderbelicht. Dat is eigenlijk ook niet zo vreemd, technologieën die ‘in ons hoofd kijken’ – hersenen ‘lezen’ – zijn nieuw, en in feite nog opkomende technieken. Dat geldt nog sterker voor technieken die het brein kunnen veranderen, zeker binnen de context van het strafrecht. Sergiou’s onderzoek is niet voor niets ‘pionierswerk’. Maar de opkomst van deze technologieën dwingt ons tot beantwoording van dergelijke nieuwe vragen. En volgens sommigen bieden de huidige mensenrechten ons meer in het algemeen onvoldoende bescherming tegen allerlei technologieën die ons brein en gedrag kunnen ‘lezen’ dan wel beïnvloeden. Er wordt daarom wel gepleit voor het ontwikkelen van ‘neurorechten‘. Hoe het ook zij, het is urgent geworden dat vanuit ethiek en recht onderzoek gedaan wordt naar de verantwoorde toepassing van nieuwe neurotechnologieën in het strafrecht.

Onderzoek

Eind 2021 zijn we aan het Willem Pompe Instituut in Utrecht een onderzoek gestart, gefinancierd door een NWO vici-beurs, dat op deze vraag een antwoord wil geven. Het onderzoek wordt uitgevoerd binnen UCALL en de afdeling Filosofie van de VU en het concentreert zich op de vraag hoe neurotechnologie verantwoord gebruikt zou kunnen worden bij de vermindering van recidive: Law and Ethics of Neurotechnology in Criminal Justice (LENC). Het combineert ethisch en juridisch onderzoek. De specifieke insteek is dat ethiek en recht op dit punt – waar dus nog veel uit te zoeken is – van elkaar kunnen leren. Het idee is dat beide disciplines gezamenlijk naar concepten als autonomie, menselijke waardigheid, en lichamelijke – en mentale – integriteit kijken. En dit dus binnen de bijzondere context van het strafrecht, waarin mensen in een kwetsbare posities soms grote keuzes moeten maken. Het doel is een kader te ontwikkelen voor de verantwoorde toepassing van neurotechnologieën om recidive te verminderen. Een kader dat ons, concreet, antwoord geeft op de vraag of je gedetineerden hersenstimulatie mag aanbieden om hun recidiverisico te verlagen. En zo ja, onder welke omstandigheden.