Empirie en recht
De remedie bij schending van een essentiële informatieplicht bij online verkoop: wat wordt rechtvaardig geacht?
In februari verscheen het meest recente deel van de Empire-reeks, waarin onderzoekers van het Utrechtse onderzoekscentrum UCALL voor de derde keer gezamenlijk in op juridisch-empirische onderzoeksvragen op het gebied van aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid. In dit derde deel richtten de onderzoekers het vizier op het sluitstuk van de juridische procedure: de remedie. Zij onderzochten in welke mate de inzet van verschillende juridische remedies rechtvaardig wordt geacht door burgers. In deze blog gaan Tom Bouwman en Bram Duivenvoorde in op hun bijdrage over het remediëren van essentiële informatieplichten bij online verkopen.
Informatieplichten bij online verkoop
Handelaren moeten bij online verkoop aan consumenten voldoen aan de regels voor een ‘overeenkomst op afstand’. Deze regels zijn afkomstig uit de Europese Richtlijn Consumentenrechten (2011/83/EU) en zijn in Nederland geïmplementeerd in het Burgerlijk Wetboek (zie artikel 6:230g e.v. BW). Bij een overeenkomst op afstand moeten handelaren consumenten onder meer informeren over de voornaamste kenmerken van de zaak of dienst (artikel 6:230m lid 1 sub a BW). Het Europese recht schrijft voor welke informatie moet worden verstrekt aan de consument, maar regelt voor de meeste van deze informatieplichten niet welke remedie geldt bij overtreding van de regels. Lidstaten mogen die remedie zelf bepalen, mits die doeltreffend, evenredig en afschrikkend is (artikel 24 Richtlijn Consumentenrechten).
De Hoge Raad in Arvato: recht op prijsvermindering
De Hoge Raad heeft zich in 2021 in het Arvato-arrest uitgelaten over de vraag welke remedie geldt bij schending van de informatieplichten die afkomstig zijn uit de Richtlijn Consumentenrechten. Bij overtreding van zogenoemde ‘essentiële informatieplichten’ (waaronder de informatieplichten over de voornaamste kenmerken van de zaak of dienst en de identiteit en adresgegevens van de handelaar) heeft de consument recht op gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst. Hierbij is het niet relevant of de informatie ook echt van belang was voor de aankoopbeslissing van de consument. Ook de niet-benadeelde consument heeft dus recht op gedeeltelijke vernietiging. De gedeeltelijke vernietiging houdt in de praktijk in dat de consument recht heeft op een prijsvermindering van 25%, of, indien de handelaar meer dan drie essentiële informatieplichten heeft geschonden, een prijsvermindering van 50% (zie de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten van het LOVCK) .
Kritiek op de benadering van de Hoge Raad en alternatieven
Het oordeel van de Hoge Raad is door verschillende auteurs en om verschillende redenen bekritiseerd. Zo is door Pavillon en Tigelaar betoogd dat de remedie van prijsvermindering te veel voordeel zou geven aan consumenten, terwijl consumenten in de praktijk lang niet altijd benadeeld zijn indien bepaalde informatie niet is verstrekt. Daarom is voorgesteld om een causaliteitseis te introduceren. De consument heeft dan alleen recht op prijsvermindering indien de niet-verstrekte informatie ook echt van belang was voor zijn of haar aankoopbeslissing. Daarnaast zijn ook alternatieve remedies denkbaar. Zo is door Van Boom geopperd om in plaats van een procentuele prijskorting een financiële compensatie in te voeren van 5 euro per schending van een essentiële informatieplicht. Een mogelijkheid die wij zien, is het recht op ontbinding van de overeenkomst invoeren. In dat geval mag de consument bij schending van een essentiële informatieplicht de zaak terugsturen en krijgt hij vervolgens zijn geld terug.
Wat vinden burgers rechtvaardig?
In het kader van het Ucall’s Empire-onderzoek “Rechtvaardig redresseren” hebben wij een antwoord gezocht op de vraag welke remedie de Nederlandse samenleving als rechtvaardig beschouwt bij een schending van een essentiële informatieplicht. Om die vraag te beantwoorden hebben wij aan een representatieve steekproef van de Nederlandse samenleving verschillende mogelijke remedies voorgelegd. Alvast een tipje van de sluier: prijsvermindering wordt over het algemeen als een rechtvaardige sanctie beschouwd. Het toevoegen van een causaliteitseis wordt als enigszins rechtvaardiger gezien, maar dit effect is klein. Als meest rechtvaardig komt het recht op ontbinding uit de bus. Voor de volledige onderzoeksresultaten, nadere duiding en de nodige nuances verwijzen wij naar onze bijdrage.
Deze blog is een verkorte en bewerkte versie van T. Bouwman & B.B. Duivenvoorde, ‘De remedie bij schending van een essentiële informatieplicht: wat wordt rechtvaardig geacht?’, in: L. Dalhuisen e.a. (red.), Rechtvaardig redresseren, Den Haag: Boom juridisch 2024.