UCALL Blog

Verantwoordelijkheid in de Post-Industriële Samenleving

Aangescherpte regels voor online shoppen

consumentenrechten312De nieuwe Europese regels die de Richtlijn Consumentenrechten brengt zijn per 13 juni 2014 in het Nederlandse contractenrecht van kracht geworden. Dit leidt tot strengere regels voor overeenkomsten gesloten op afstand. Zo zijn de precontractuele informatieplichten substantieel uitgebreid, is de termijn waarbinnen de consument een overeenkomst op afstand mag herroepen verlengd van 7 tot 14 dagen en moet het online bestelproces zo worden ingericht dat een consument een aanbod pas kan aanvaarden nadat hem of haar duidelijk is gemaakt dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Verder is voor een betalingsverplichting voor aanvullende diensten de uitdrukkelijke instemming van de consument vereist en mag het gebruik van een bepaald betaalmiddel of telefonisch contact niet meer kosten dan een basisvergoeding.

 

Europese Richtlijn Consumentenrechten

De Richtlijn Consumentenrechten (2011/83/EU) is op 25 oktober 2011, na een bewogen geschiedenis, tot stand gekomen. Deze Richtlijn beoogt de bestaande Europese regels over colportage en overeenkomsten op afstand gesloten tussen consumenten en handelaren te actualiseren, te vereenvoudigen en te verbeteren en door de realisatie van een hoog niveau van consumentenbescherming bij te dragen aan een goede werking van de interne markt. De oude richtlijnen met betrekking tot de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (Richtlijn 97/7/EG) en de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (Richtlijn 85/577/EEG) zijn met deze nieuwe Richtlijn met ingang van 13 juni 2014 ingetrokken. De Richtlijn bevat daarnaast nog enkele bepalingen die zien op overeenkomsten met consumenten in het algemeen en meer in het bijzonder op koopovereenkomsten. In hoofdzaak omvat de Richtlijn een groot aantal informatieplichten, alsook een uitgebreide regeling voor het herroepingsrecht bij koop op afstand en colportage.

Ingevolge artikel 28 van de Richtlijn dienden de lidstaten de nieuwe regels in het nationale recht te implementeren vóór 13 december 2013 en dienen ze uiterlijk 13 juni 2014 van toepassing te zijn. Bij wet van 12 maart 2014 is de Richtlijn in het Nederlandse Burgerlijk Wetboek en enige andere nationale wetten geïmplementeerd. Deze Implementatiewet richtlijn consumentenrechten is op 3 april 2014 in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2014, 140) en op 13 juni 2014 in werking getreden.

Implementatie van de Richtlijn

Nu de Richtlijn Consumentenrechten vooral op volledige harmonisatie berust, doelend op uniforme regels binnen de lidstaten, is de vrijheid van de nationale wetgevers ten aanzien van de implementatie beperkt. Aldus regelt de Nederlandse Implementatiewet de consumenteninformatie voor verkoop in de winkel, verkoop op afstand en verkoop buiten verkoopruimten. Tevens herziet de nieuwe wet het herroepingsrecht van de consument voor de koop op afstand en die buiten verkoopruimten. De termijn waarbinnen, ingeval van een overeenkomst op afstand of een overeenkomst buiten de verkoopruimte, een beroep kan worden gedaan op het herroepingsrecht is verlengd van 7 naar 14 kalenderdagen en de wet stelt nieuwe regels over de uitoefening van het herroepingsrecht en de gevolgen hiervan. Daarnaast implementeert de wet de nieuwe Europese regels over de manier waarop een zaak wordt geleverd en het moment waarop het risico voor beschadiging en verlies van de betrokken zaak overgaat van de handelaar op de consument. De nieuwe regels hebben geen betrekking op overeenkomsten inzake sociale dienstverlening en gezondheidszorg, gokactiviteiten, financiële diensten, pakketreizen, passagiervervoersdiensten, onroerende zaken en overeenkomsten die een notariële tussenkomst vereisen.

Door de Implementatiewet vervalt de regeling inzake de koop op afstand zoals neergelegd in de artikelen 7:46a-j BW en de regeling inzake de verkoop op afstand financiële diensten zoals gecodificeerd in afdeling 4.2.5 Wft. In plaats daarvan wordt een nieuwe afdeling (2B) in Boek 6 BW, titel 5, ingevoegd, met invoering van de artikelen 6:230g-z BW, van toepassing op overeenkomsten gesloten tussen een handelaar en een consument. De overige in het BW opgenomen informatieplichten, zoals te vinden in de artikelen 3:15d-f, 6:193a-j, 6:227b-c en 6:230b, zijn eveneens van toepassing. De bepalingen van de nieuwe afdeling prevaleren evenwel ingeval van strijd. Voorts wijzigen de artikelen 7:5, 7:6, 7:7, 7:9, 7:11, 7:13 en 7:19 BW, betreffende onder meer de aflevering en de risico omslag, en wordt in artikel 7:19a BW een nieuwe verzuimregeling ingevoerd. Ook vindt een aanpassing plaats van de Wet handhaving consumentenbescherming en vervalt de Colportagewet. Gebruikers van algemene voorwaarden dan wel hun brancheorganisaties dienen er voor zorg te dragen dat hun (algemene) voorwaarden aan het vernieuwde regime voldoen, althans voor de overeenkomsten die na 13 juni 2014 zijn gesloten. Zo dienen online handelaren bijvoorbeeld te informeren over het beleid inzake klachtafhandeling, over het bestaan van wettelijke garanties en de erkenning van een betalingsverplichting. Op overeenkomsten die vóór 13 juni 2014 tot stand kwamen, blijft het ‘oude’ recht van toepassing.

Oneerlijke handelspraktijk vernietigbaar

Gewezen zij daarnaast op een niet door de Richtlijn Consumentenrechten vereiste vernieuwing in het Nederlandse recht; de invoering van de vernietigingsbevoegdheid in geval van een oneerlijke handelspraktijk door de toevoeging van een derde lid aan artikel 6:193j BW. Binnen het systeem van de huidige wet hebben oneerlijke handelspraktijken, waaronder het op misleidende wijze weglaten van precontractuele informatie, te gelden als een onrechtmatige daad die de handelaar onder omstandigheden schadeplichtig maakt. Wil de consument evenwel de overeenkomst vernietigen, dan moet deze onder het ‘oude’ recht tot aan de onderhavige wijziging heil zoeken in de leerstukken van dwaling en bedrog. Dit laatste nu past de Implementatiewet aan door te bepalen dat overeenkomsten die ten gevolge van een oneerlijke handelspraktijk tot stand zijn gekomen, vernietigbaar zijn. Aldus kan de consument die het slachtoffer is van een oneerlijke handelspraktijk en zonder die oneerlijkheid niet tot contractsluiting zou zijn overgegaan, het contract vernietigen, zonder daarbij te hoeven terugvallen op de regeling en voorwaarden inzake één van de traditionele wilsgebreken.

Digitale inhoud

Vermelding verdient ten slotte dat tijdens het wetgevingsproces zowel in als buiten de Eerste Kamer is gedebatteerd over de vraag of elke levering van digitale inhoud ook als deze niet op een materiële drager staat, naar analogie onder de vernieuwde regulering van koop is te brengen. De vraag was of bijvoorbeeld abonnementen voor de toegang tot muziek die door streaming kunnen worden beluisterd, zoals het Spotify abonnement, door koopregels worden gereguleerd. Een zodanige uitbreiding van het toepassingsbereik van de door de nieuwe Richtlijn te wijzigen koopregels gaat verder dan de Richtlijn vergt, staat daarmee zelfs op gespannen voet. De Richtlijn en overeenkomstig ook de Implementatiewet introduceren weliswaar een nieuw begrip digitale inhoud, dat ziet op gegevens die in digitale vorm geproduceerd en geleverd worden, zoals bijvoorbeeld computerprogramma’s, spellen, muziek en video’s. Daarnaast bevatten de nieuwe Europese regels aanvullende informatieverplichtingen, specifiek voor de aankoop van digitale producten, omtrent functionaliteit en technische beveiligingsvoorzieningen, alsook een specifiek herroepingsrecht. Maar alleen daar waar sprake is van digitale inhoud op een drager, wordt de drager aangemerkt als een goed in de zin van de Richtlijn en valt het binnen het dwingende toepassingsbereik. Daarbij komt dat het de uitdrukkelijke bedoeling van de Europese regelgever is om (in ieder geval) de artikelen betreffende de levering en de risico omslag niet van toepassing te laten zijn op overeenkomsten betreffende digitale inhoud die niet geleverd wordt op een materiële gegevensdrager. In lijn hiermee heeft de wetgever in de parlementaire stukken aangegeven dat de koopregels van Titel 7.1 BW met uitzondering van de artikelen 7:9, 7:11 en 7:19a BW alleen van toepassing zijn op een overeenkomst betreffende digitale inhoud die niet op een materiële drager wordt geleverd, indien en voor zover het ook met koop samenhangende aspecten uit de overeenkomst betreft. Hiermee wordt een codificatie beoogd van de jurisprudentie van de Hoge Raad dienaangaande, die inhoudt dat overeenkomsten aangaande digitale inhoud binnen het bereik van de kooptitel uit Boek 7 BW kunnen vallen, als het ziet op een niet in tijdsduur beperkt gebruik tegen betaling (HR 27 april 2012, NJ 2012, 293). Omdat uit de huidige tekst van de Implementatiewet anders lijkt te volgen heeft de wetgever inmiddels toegezegd dat in reparatiewetgeving zal worden geëxpliciteerd dat de koopregels van Titel 7.1 BW niet van toepassing zijn op overeenkomsten waarbij digitale inhoud niet op een materiële drager maar via streaming wordt geleverd.