Empirie en recht
Rechtvaardig redres voor historisch onrecht
In februari verscheen het meest recente deel van de Empire-reeks, waarin onderzoekers van het Utrechtse onderzoekscentrum UCALL voor de derde keer gezamenlijk in op juridisch-empirische onderzoeksvragen op het gebied van aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid. In dit derde deel richtten de onderzoekers het vizier op het sluitstuk van de juridische procedure: de remedie. Zij onderzochten in welke mate de inzet van verschillende juridische remedies rechtvaardig wordt geacht door burgers. In deze bijdrage gaat Stijn van Deursen in op de bijdrage die hij samen met Elbert de Jong schreef over het redresseren van historisch onrecht.
Historisch onrecht kan voorkomen in verschillende soorten en maten. Denk aan het kindermisbruik in de katholieke kerk, gedwongen adopties of executies in voormalig Nederlands Indië. Hoewel deze misstanden in het verleden plaatsvonden, blijven de gevolgen vaak generaties lang voelbaar, zowel individueel als maatschappelijk. In onze bijdrage aan de UCALL-bundel Rechtvaardig Redresseren onderzoeken we hoe historisch onrecht binnen de Nederlandse samenleving op een rechtvaardige manier kan worden aangepakt.
Aanleiding voor het onderzoek
De afgelopen jaren is steeds vaker historisch onrecht via het civiele recht aan de orde gesteld. Slachtoffers proberen langs deze weg meestal een schadevergoeding te krijgen, maar vaak gaat het om meer dan financiële compensatie. Erkenning en waarheidsvinding spelen namelijk eveneens een cruciale rol. Veel slachtoffers ervaren dat ze via andere kanalen onvoldoende gehoor vinden, waardoor ze hun toevlucht zoeken tot het civiele recht.
Het civiele recht biedt in deze context een politiek neutraal platform waarin historische misstanden juridisch kunnen worden geduid en gewogen. Dit kan bijdragen aan het maatschappelijk debat over historisch onrecht, dat in Nederland vaak moeizaam en traag op gang komt. De juridische duiding in een civiele procedure kan daardoor niet alleen recht doen aan de slachtoffers, maar ook richting geven aan bredere maatschappelijke en politieke discussies.
Redres voor historisch onrecht, bestaande empirische kennis en hypotheses
Historisch onrecht kan op verschillende manieren worden geredresseerd. In ons onderzoek maken we onderscheiden we grofweg drie categorieën, die elkaar gedeeltelijk overlappen: restitutie, compensatie en rehabilitatie. Restitutie is gericht op het ongedaan maken van (de gevolgen van) het historische onrecht. Compensatie is gericht op vergoeding van de schade. Rehabilitatie heeft in tegenstelling tot de voorgaande twee categorieën een meer toekomstgericht karakter, en richt zich op het herstellen van de maatschappelijke positie van slachtoffers en hun nabestaanden. Het civiele aansprakelijkheidsrecht lijkt met vorderingen op grond van ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW) en onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) met name te voorzien in de eerste twee categorieën. Rehabilitatie is een enigszins vreemde eend in de juridische bijt.
Ons onderzoek richt zich op de vraag hoe verschillende vormen van redres voor historisch onrecht door de samenleving worden ervaren. Op basis van bestaande empirische studies (zoals die van Martinovic e.a. en Allpress e.a.) formuleerden wij drie hypothesen:
- Er is beperkte steun voor het redresseren van historisch onrecht.
- Toekomstgerichte, rehabiliterende redres genieten meer steun dan vormen van redres die op het verleden gericht zijn (zoals schadevergoeding).
- Er is meer steun voor het aanbieden van excuses dan voor vormen van redres van financiële aard.
Het is daarbij van belang om op te merken dat in de literatuur aanwijzingen te vinden zijn dat vanuit slachtofferperspectief een combinatie van remedies het beste zou werken. Vanwege de beperkte omvang van onze studie konden wij daarop niet ingaan.
Casus en vraagstelling
Om de hypothesen te toetsen, legden we een specifieke casus voor aan respondenten:
Ongeveer 75 jaar geleden doodden Nederlandse militairen een groot deel van de mannen van een dorp in Indonesië. De weduwen en de kinderen van de mannen hebben hierdoor psychische en financiële schade (de mannen verdienden het geld) geleden. Ook nu nog voelt de gemeenschap de gevolgen. De weduwen en de kinderen van de mannen beginnen in 2020 een rechtszaak tegen de Nederlandse overheid. De rechter oordeelt dat de overheid fout heeft gehandeld. De rechter moet nu bepalen wat de reactie hierop moet zijn.
Vervolgens vroegen wij de respondenten om aan te geven of zij het rechtvaardig zouden vinden als de rechter de overheid zou verplichten om (1) excuses aan te bieden, (2) de geleden schade te vergoeden, (3) een symbolisch bedrag te betalen ter erkenning van het leed, (4) geld te betalen voor toekomstige ontwikkeling van het dorp. De vijfde mogelijkheid was dat de rechter alleen verklaarde dat de overheid onrechtmatig handelde.
Resultaten
Een overzicht van de resultaten is in de figuur hieronder terug te vinden. Voor een uitgebreide beschrijving van de resultaten en de analyse daarvan verwijzen wij naar onze bijdrage in de bundel.

Als we een ranglijst maken van het gepercipieerde rechtvaardigheidsgehalte van de door ons uitgevraagde vormen van redres, dan wordt een verplichting tot het aanbieden van excuses door onze respondenten als de meest rechtvaardige ervaren. Op enige afstand wordt deze mogelijkheid gevolgd door de verplichting tot het betalen van een schadevergoeding en het doen van betalingen die zien op ondersteuning van de toekomstige ontwikkeling van de gedupeerden. De betaling van een symbolisch bedrag wordt nog steeds door een meerderheid van de respondenten rechtvaardig gevonden, maar scoort wel duidelijk lager dan de andere genoemde opties.
Uit deze resultaten volgt dat de eerste hypothese, dat er weinig steun zou zijn voor het redresseren van historisch onrecht, niet wordt bevestigd. Integendeel, de meeste respondenten vinden dat er iets moet worden gedaan. Met betrekking tot de tweede hypothese geldt dat schadevergoeding net iets hoger wordt gewaardeerd dan het toekomstgerichte fonds, maar dat de verschillen niet significant zijn. De derde hypothese, dat excuses populairder zouden zijn dan financiële vormen van redres, wordt wel bevestigd. Excuses werden als rechtvaardiger ervaren, al waren de verschillen in effectgrootte beperkt.
Duiding en implicaties van de resultaten
Allereerst zijn de bevindingen over de (hoge mate van ervaren) rechtvaardigheid van (afgedwongen) excuses relevant. Dit sluit aan bij eerdere literatuur, waarin wordt gesuggereerd dat excuses voor slachtoffers een belangrijke vorm van erkenning en herstel bieden. In de juridisch-empirische literatuur wordt door sommigen al langer gewezen op de wenselijkheid van die mogelijkheid (die door het Nederlandse recht nu nog niet uitdrukkelijk wordt geboden). Onze bevindingen kunnen in die discussie dus een argument vormen.
Men zou hier cynisch tegenin kunnen brengen dat deze uitkomst ook verband kan houden met het feit dat men denkt dat met excuses de zaak is afgedaan en er dus geen schadevergoeding meer hoeft te worden betaald. Uit onze data volgt echter dat weliswaar de voorkeur wordt gegeven aan redres dat niet financieel van aard is, maar dat de verplichting tot het betalen van een schadevergoeding door een substantieel deel van de respondenten eveneens als rechtvaardig gezien. Dit onderstreept dat de respondenten (in deze casus) ook een rol zien voor de traditionele (corrigerende) werking van het aansprakelijkheidsrecht. Onze studie indiceert bovendien niet enkel corrigerende remedies van belang zijn. Een verplichting tot financiële steun wordt immers ook rechtvaardig geacht. Er is weinig literatuur (bij ons bekend) waarin in relatie tot historisch onrecht wordt gereflecteerd op de (on)mogelijkheden en (on)wenselijkheid van een op de toekomstgerichte financiële remedie die wordt afgedwongen in een aansprakelijkheidsrechtelijke (retrospectieve) setting. Op dit vlak kan dus nader onderzoek worden verricht.